Afgelopen weekend stond ik weer eens in iemands achtertuin voor een tuinconcert. En los van het feit dat dit altijd heel gezellige bedoeningen zijn brengt het verloop van zo een optreden in dergelijke sfeer ook een aantal patronen met zich mee. Ongetwijfeld zullen deze voor elke lezer op een andere manier in te vullen zijn, maar ze zijn er. En ik licht ze kort even toe met mijn muzikale performance als uitgangspunt.
Eerst en vooral, je komt aan op de locatie. Ruim op voorhand, want er is afgesproken dat alles klaar staat vóór de eerste gasten arriveren. Patroon 1: De transformatie van de gastheer onder lichte druk van de gastvrouw. Mevrouw was helemaal klaar voor het feest en tot in de puntjes gesoigneerd. Meneer staat echter nog met korte broek, blote voeten en een openhangend hemd gezellig met me te babbelen. Deze gesprekken worden meestal abrupt afgesloten met “Ik moet nu echt doordoen, want anders…, hè?” En een halfuur later staat dezelfde gastheer strak in het pak om zijn gasten te ontvangen! Oef! Net op tijd!
Want daar zijn ze, patroon 2, enkele minuutjes vóór het gecommuniceerde aanvangsuur met de welgekende “Oei! Zijn wij de eersten?”
Met wat geluk is patroon 3 – de grapjas – al direct van de partij. In dat geval kan je antwoorden verwachten als “Maar nee, de muzikant is er toch ook al. Hahaha!”
De tijd tot de start van het optreden overbrug ik meestal in m’n eentje. Het leven van een solomuzikant zullen we maar zeggen. Maar tijdens het optreden zelf begint dan de echte sport: Patronen spotten. En wat kan nu meer lichaamstaal losmaken dan muziek.
De meesten zijn gemakkelijk herkenbaar: Patroon 4: De stille genieter die het hele optreden rustig mee beweegt, aandachtig luistert en heel de show meekrijgt. De grapjas (3) bevestigt zijn rol dan weer door tussen de nummers in interactie te gaan op mijn bindteksten. Tijdens de korte pauze van 5 minuutjes eist patroon 5 – “De collega”- je eventjes op. Vaak met: “Ik ben ook muzikant” of “Ik zing ook in een band” tot “Ik heb thuis ook een gitaar.”
De moeilijkste is echter nummer 6: “De criticaster”. In mijn bindtekst sprak ik over mijn liefde voor Dublin en het volkse karakter van de pubs, waarop hij riep: “Speel dan maar eens Dirty Old Town (Een klassieke folksong) als ge toch zo van Dublin houdt!”
Meestal verwachten zij niet dat ik dat dan wel even uit de mouw schud, tot gróót jolijt van de grapjas en stiekem ook wel wat van mezelf. Want erna hoor je de criticasters vreemd genoeg de rest van de avond niet meer.
Na het optreden nog snel even opruimen terwijl de grapjas zegt: “Tja jong, dat hoort er ook bij” om dan, als alles in de auto zit, nog even de gastheer te groeten die er verrassend genoeg weer bijna hetzelfde uit ziet als voor het feest. Het laatste patroon speelt zich af in de auto.
Onderweg naar huis denk ik dan: “Jongens toch, wat doe ik dit toch graag.”