Frieten op vrijdagavond. Het is één van de dingen des levens die ik vroeger van mijn mama heb meegekregen. Een week was namelijk niet compleet als er die vrijdagavond geen frieten werden gegeten. Die frieten waren en zijn haar nog steeds heilig. Enkel dat wachten in die frituur. Dat was niet aan haar besteed. Daarvoor mocht haar tienerzoon uit zijn luie zetel komen, mee de auto instappen en beginnen aan het gezelligste halfuur van de week.
Een dampend en veel te klein frietkot. Als haringen in een ton aanschuiven, de condens op de enkele beglazing en een krakende deur. De deur die de mensen die tot buiten stonden aan te schuiven één voor één extra motivatie gaf en aangaf dat ze er bijna waren. Een beetje zoals de bel tijdens een race wanneer er op een plaatselijk circuit de laatste ronde wordt ingezet. Alleen krijgt de winnaar hier een dampend vochtig plastic zakje met zijn avondeten in plaats van een fles bubbels om aan te nippen.
Hoewel, op datzelfde uur was er altijd een persoon aanwezig met altijd hetzelfde ritueel. Binnenkomen, de handjes eens in elkaar wrijven, bestelling plaatsen en… “En nog een pintje.” Sloot de man traditiegetrouw zijn bestelling af. “Allez,” dacht ik in mijn eigen. “wie drinkt er nu een pintje in de frituur.” Rustig stond hij altijd in dezelfde hoek van de frituur te wachten. Op het gemakje een slokje nemen, rustig wat rondkijken, een babbeltje slaan en we zien wel wanneer het klaar is.
Hij had overduidelijk geen mama in de auto zitten die bij mijn opendoen van het portier met een warm pak friet zou zeggen: “Amai, dat duurde lang. Was het zo druk?” of “Dat ging precies niet vooruit.” Tot zover de vrijdagavonden in de plaatselijke frituur als jonge en immer brave tienerzoon.
En tijden veranderen dus niet. Behalve dat sommige frituren intussen uitgerust zijn met een led-bord waar het nummertje – dat je ook al niet mag vergeten te pakken – op tevoorschijn zal komen. Ik hou meer van de goede oude manier. Daar was ik immers in getraind. Rustig binnenkomen, eens naar links en naar rechts kijken, vriendelijk knikkend tegen de gezichten die uitstralen dat het al veel te lang duurt. Geen zorgen, ik heb tijd, en wachten moeten we toch allemaal doen.
Ik lees rustig de krabbels van mijn briefje af. Frommel het in mekaar, steek het in mijn broekzak en zeg nog even vriendelijk tegen de uitbater: “En nog een pintje, hè!